2005 wordt gezien als de start van het Europees klimaatbeleid en is hierdoor een belangrijk referentiejaar. Voor internationale doelstellingen wordt echter het jaar 1990 als referentiejaar gebruikt.
Industrie – uitstoot daalt met 28 % sinds 2005
- Tot voor COVID-19 schommelde de uitstoot van de industrie rond 21 Mton CO2-eq, en ook het aandeel van de industrie in de totale broeikasgasuitstoot bleef rond de 27 % hangen.
- Onder invloed van de COVID-19-crisis viel de economische activiteit in Vlaanderen terug met 3 % in 2020. De broeikasgasuitstoot van de industrie viel dat jaar zelfs terug met 7 %. Belangrijke factor hierbij was het tijdelijk stilleggen van een hoogoven (ijzer- & staalproductie) voor onderhoud.
- In 2023 bereikte de emissie van deze sector het laagste niveau ooit. Met uitzondering van de deelsector non-ferro wordt in alle andere deelsectoren een (verdere) afname van het energiegebruik vastgesteld tussen 2022 en 2023. De grootste absolute afname wordt vastgesteld in de deelsectoren ijzer en staal (omwille van een geplande stilstand van een hoogoven) en chemie (vnl. te verklaren door een combinatie van enerzijds conjunctuur, mede beïnvloed door beleid rond bevoorradingszekerheid binnen Europa en effect daarvan op energieprijzen, concurrentie, etc. en anderzijds onderhoud en technische problemen bij een kraker). In de chemie zien we door deze omstandigheden een stijging van het aardgasverbruik met 7% in 2023 t.o.v. 2022 (+0,7 TWh), maar daarnaast vooral een sterke daling van het gebruik van restbrandstoffen met 1,9 TWh (-10%) ten opzichte van 2022. Restbrandstoffen zijn nevenproducten van kraakprocessen en andere chemische processen die energetisch ingezet worden.
- De Vlaamse overheid heeft afspraken gemaakt met de producenten van salpeterzuur en caprolactam om de uitstoot van N2O terug te dringen zonder verlies van productiecapaciteit (o.a. door katalysatoren in te bouwen in de productie-installaties). Dit resulteerde in belangrijke emissiereducties, eerst bij de salpeterzuurproductie sinds 2005 en nadien ook bij de caprolactamproductie vanaf 2012.
- De uitstoot van F-gassen piekte in 2018. Maar door de inspanningen om de emissies van de F-gassen te reduceren in de industrie (vnl. chemische industrie), door een daling van deze emissies bij de commerciële koeling, bij stationaire en mobiele airco-installaties en bij schuimisolatiemateriaal werd de F-gasuitstoot met 63 % teruggedrongen op 4 jaar tijd (2018-2023).
Energie – uitstoot daalde met 45 % sinds 2005
- In 2007 werd het emissiereductiepad ingezet, initieel met kleine stapjes. Na 2010 versnelde de emissiereductie. De daling van die uitstoot sinds 2007 was vooral het resultaat van de sluiting van enkele elektriciteitscentrales op fossiele brandstoffen (vnl. deze op steenkool), de uitbouw van hernieuwbare energieproductie voor elektriciteit en warmte en een verbetering van de energie-efficiëntie.
- Voor de daling van de emissies in het jaar 2020 speelde bijkomend het stilleggen van een hoogoven (ijzer- en staalproductie) voor onderhoud, waardoor minder stroom werd geproduceerd op basis van hoogovengas (met relatief hoge CO2-uitstoot). Ook leidde de terugval in petroleumraffinage onder invloed van gedaalde transportstromen tijdens de COVID-crisis, tot een fors gedaalde CO2-uitstoot in de raffinaderijen in 2020.
- Met een relatief stabiel verloop van het energiegebruik van de raffinaderijen en cokesfabriek tussen 2022 en 2023 (en bij uitbreiding ook in de periode 2005-2023), wordt het dalend energiegebruik tussen 2023 en 2022 in de transformatiesector verklaard door de evolutie van de elektriciteitsproductie in Vlaanderen. Er wordt een daling vastgesteld van de thermische centrales, enerzijds door de stopzetting van de biomassa inzet in een grote centrale en anderzijds door lagere productie van een aantal gascentrales.
- Er werd in 2023 wel een verdere toename vastgesteld van productie door wind en PV. De totale bruto elektriciteitsproductie in Vlaanderen daalde met 10,0 TWh maar werd grotendeels gecompenseerd door een toename van de netto invoer met 8,9 TWh en een gedaalde elektriciteitsvraag. In de periode 2005-2023 wordt een forse toename vastgesteld van elektriciteitsproductie door PV, wind en zelfproductie.
- Het aandeel van de energieproductie in de Vlaamse uitstoot daalde van 28 % in 1990 naar 21 % in 2023. In deze periode namen de broeikasgasemissies in de sector energie sterk af.
- Ter info: afvalverbranding met energierecuperatie (stroom- en/of warmteproductie) wordt mee onder de energiesector beschouwd.
Uitstoot huishoudens daalt met 40 % en uitstoot handel & diensten daalt met 30 % sinds 2005
- De uitstoot van deze 2 sectoren is bijna volledig toe te schrijven aan verwarming van gebouwen en dus zeer afhankelijk van de buitentemperatuur. Zo is er een lagere uitstoot in jaren met zachte winters en een hogere uitstoot bij strenge winters. De algemene tendens van zachtere winters laat zich ook optekenen in de dalende evolutie van het aantal graaddagen (d.i. een ruwe benadering voor de verwarmingsbehoefte in gebouwen op basis van een referentietemperatuur en de werkelijke buitentemperatuur).
- Dat de huishoudens erin slagen de uitstoot met 40 % terug te dringen, kan daarnaast ook toegeschreven worden aan de inzet van energiebesparende maatregelen en de overstap naar meer hernieuwbare energiebronnen (bv. zonneboilers en warmtepompen). Het aandeel van aardgas neemt toe, vooral ten nadele van steenkool, maar ook ten nadele van stookolie, wat een gunstig effect heeft op de CO2-emissies, dit gezien de lagere C-inhoud van aardgas t.o.v. de andere brandstoffen.
- Ook bij handel & diensten gebeuren inspanningen om het gebruik van fossiele energiebronnen en de bijhorende broeikasgasuitstoot terug te dringen. Het effect van die maatregelen laat toe om de economische groei in die sector gedeeltelijk op te vangen.
- Ter info: in bovenstaande cijfers worden de emissies van CO2 t.g.v. houtverbranding niet meegerekend in overeenstemming met de 'nationale' totalen volgens de Europese en internationale verplichtingen (d.i. omwille van het CO2-neutrale karakter van deze emissies).
Transport – uitstoot broeikasgassen blijft t.e.m. 2019 schommelen rond niveau 2005
- De broeikasgasemissies van transport schommelden tussen 2005 en 2019 rond 18 Mton CO2-eq.
- In 2020 viel de uitstoot terug tot 83 % van de emissies in 2005 door zowel een terugval in de economische activiteit dat jaar (goederentransport) als door allerlei omgangsbeperkingen en verplichtingen rond quarantaine en thuiswerk door COVID-19 (personenvervoer). Ook in 2021 waren deze maatregelen nog gedeeltelijk van kracht, waardoor er nog steeds ongeveer 9 % minder uitstoot werd vastgesteld in vergelijking met het jaar 2005. In 2022 kregen we opnieuw een lichte stijging in emissies. De trend van de emissies van wegverkeer volgt het verbruik van de brandstoffen d.i. de laatste jaren meer benzine, meer biobrandstoffen, een stijgend aantal elektrische voertuigen en ook een dalend dieselverbruik.
- Het aandeel van transport in de Vlaamse uitstoot steeg van 16 % in 1990, naar 20 % in 2005 en zelfs naar 25 % in 2023.
- Maatregelen in deze sector zoals de aangescherpte uitstootnormen voor nieuw verkochte personenvoertuigen, het rekeningrijden voor goederentransport en de bijmenging van biobrandstoffen, slagen er sinds 2009 in om het effect van stijgende transportstromen op te vangen. Voor een blijvende kentering naar netto uitstootreductie na afloop van de COVID-19-periode blijft het afwachten hoe snel de impact van een verhoogde elektrificatie van het wagenpark zichtbaar zal zijn in de evolutie van de emissies.
Landbouw – uitstoot zit in 2023 op het niveau van 2018
- Na een daling sinds 1990, met de laagste uitstoot in 2008, neemt de uitstoot van de landbouw weer toe met uitzondering van de laatste twee jaren (2022 en 2023).
- Belangrijkste bron van die toename blijkt de veeteelt: spijsvertering en stal (incl. mestopslag) bij melkkoeien door de sterke toename van de gemiddelde melkproductie per koe.
- Daarnaast steeg de uitstoot sinds 2008 ook door een toename van het aantal WKK-eenheden in eigen beheer (zelfproducenten), met een verschuiving van de emissies van de energiesector (elektriciteitsproductie) naar de landbouw (glastuinbouw) tot gevolg.
- De belangrijkste oorzaken van de lagere uitstoot in 2022 t.o.v. 2021 zijn een afname van het energiegebruik in de glastuinbouw door de energiecrisis, in combinatie met de zachte wintermaanden en de daling van het aantal varkens. In 2023 zette de daling van de varkensstapel zich verder.
- Algemeen heeft de omvang van de veestapel een belangrijk effect op de emissiebijdrage uit de veeteelt. Zo daalt de uitstoot van de varkenssector sinds 2014 (-22 % in 2023 t.o.v. 2013) door een afname van het aantal dieren. De uitstoot van de pluimveesector stijgt dan weer sinds 2009 (+43 % in 2023 t.o.v. 2008) door de aangroei van de pluimveestapel. Al dient vermeld dat het aandeel van deze laatste in de uitstoot eerder beperkt is. De rundveestapel, met een aanzienlijk aandeel in de uitstoot, bleef in diezelfde periode heel wat stabieler.
Afval – uitstoot daalt met 44 % sinds 2005
- De emissies gerelateerd aan het storten van afval, de afvalverwerking (zonder energierecuperatie) en de afvalwaterbehandeling kenden al een belangrijke daling voordien, maar konden ook tussen 2005 en 2023 verder verminderd worden.
- Grootste drijfveren hier waren een stortverbod aangevuld met de verplichting om vrijkomende gassen (methaan) maximaal nuttig aan te wenden voor energierecuperatie en het hoger aantal aansluitingen van het afvalwater op de rioolwaterzuiveringsinstallaties waardoor de emissies van CH4 afkomstig van de septische putten in die periode aanzienlijk daalden.