We maken een onderscheid tussen totale en natte depositie. Als er enkel bemonsterd wordt tijdens de perioden met neerslag, spreken we van natte depositie. Als er ook tijdens de droge periodes wordt bemonsterd, spreekt men van totale depositie.
Voor totale depositie gebeurt de bemonstering en analyse sinds januari 2015 volgens EN15841. Men vangt gedurende 28 dagen het stof op in een neerslagkruik voorzien van een trechter. De kruik staat op een statief, de bovenrand van de kruik staat op 1,8 tot 2 m boven de grond.
In VLAREM zijn grens- en richtwaarden opgenomen voor een aantal zware metalen in totale depositie. Deze normering is gebaseerd op de Belgische norm NBN T94-101. Sinds 2009 is er een Europese norm (EN15841) die de atmosferische depositie van arseen, cadmium, lood en nikkel beschrijft. Hierin is de bemonstering en analyse opgenomen maar geen normering. De methoden in de Europese norm verschillen van de Belgische norm en beide methoden geven een verschillend resultaat. Daarom werd op basis van de resultaten van vergelijkende metingen de normering in VLAREM aangepast naar de Europese norm. Deze norm is in werking sinds januari 2024. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de grens- en richtwaarden:
Cadmium | Lood | ||
---|---|---|---|
Geldig t.e.m. 2023* | VLAREM II -grenswaarde | 3000 | |
VLAREM II -richtwaarde | 20 | 250 | |
Geldig vanaf 2024** | VLAREM II -grenswaarde | 2100 | |
VLAREM II -richtwaarde | 18 | 175 |
*Metingen met NILU-kruiken volgens NBN T94-101 **Metingen met NILU-kruiken volgens EN 15841
De bemonstering van de natte depositie gebeurt met wet-only depositievangers. Deze toestellen openen enkel tijdens perioden met neerslag. De neerslag komt terecht in een trechter en loopt naar een fles van 5 liter. Het toestel kan 2 weken zelfstandig werken. De flessen bevinden zich in het toestel in het donker en worden gekoeld bij 4 °C, dit om omzettingen door licht of biologische processen in het monster tegen te gaan.
Bij aankomst in het labo weegt de laborant de monsters en wordt er salpeterzuur (HNO3) toegevoegd. Na filtratie analyseert het labo de monsters met ICP-MS (inductively coupled plasma mass spectrometer). Met deze techniek is het mogelijk om metalen en sommige niet-metalen met een grote gevoeligheid te bepalen. We meten arseen, cadmium, chroom, koper, ijzer, mangeaan, nikkel, lood, zink.