Voor tal van polluenten wordt de depositie gemeten.
Concentraties en depositie
Deel online
Depositie is de aanvoer van gassen en deeltjes uit de atmosfeer naar een oppervlak. We onderscheiden twee hoofdvormen: natte depositie (via regen, sneeuw of hagel) en droge depositie (tijdens droge periodes).
Natte depositie is de aanvoer van stoffen via regen, sneeuw of hagel. Dit gebeurt door uitregenen of uitwassen:
Uitregenen speelt zich af in de wolken: verontreinigende stoffen in de vorm van condensatiekernen trekken water aan en helpen zo wolken vormen.
Uitwassen gebeurt onder de wolken: neervallende neerslagdruppels nemen op lagere hoogte verontreinigende stoffen op.
Droge depositie is de aanvoer van stoffen die tijdens droge periodes rechtstreeks uit de lucht worden afgezet op het oppervlak. Dit kan door meerdere processen gebeuren:
Bezinking van deeltjes door de zwaartekracht (neervallend stof).
Afzetting van niet-bezinkende deeltjes door willekeurige beweging (diffusie) en botsingen (interceptie, impactie).
Absorptie van gassen.
De totale depositie is de som van de natte en de droge depositie. Depositie wordt uitgedrukt als een hoeveelheid per oppervlakte en tijd (bv. µg per m2 per jaar).
Natte depositie en neervallend stof zijn onafhankelijk van het type oppervlak. De droge depositie van gassen en niet-sedimenterende deeltjes wordt beïnvloed door turbulentie in de onderste luchtlagen, en is daardoor wel afhankelijk van het type oppervlak (bos, grasland, water, ...).
Het belang van diverse depositieprocessen verschilt naargelang de polluent. Polluenten die (voornamelijk) via regen en neervallend stof worden aangevoerd, vangen we op met continu geopende ‘bulk’ collectoren (bulk depositie). In dat geval komt dit overeen met de totale depositie. Voor polluenten die ook in gasvorm en/of als niet-bezinkende deeltjes worden aangevoerd (bv. stikstof), geven bulk collectoren geen correct beeld van de totale atmosferische depositie.
Zware metalen
We maken een onderscheid tussen totale en natte depositie. Voor totale depositie gebeurt de bemonstering en analyse sinds januari 2015 volgens EN15841. Men vangt gedurende 28 dagen het stof op in een neerslagkruik voorzien van een trechter. De kruik staat op een statief, de bovenrand van de kruik staat op 1,8 tot 2 m boven de grond.
De bemonstering van de natte depositie gebeurt met wet-only depositievangers. Deze toestellen openen enkel tijdens perioden met neerslag. De neerslag komt terecht in een trechter en loopt naar een fles van 5 liter. Het toestel kan 2 weken zelfstandig werken. De flessen bevinden zich in het toestel in het donker en worden gekoeld bij 4 °C, dit om omzettingen door licht of biologische processen in het monster tegen te gaan.
Bij aankomst in het labo weegt de laborant de monsters en wordt er salpeterzuur (HNO3) toegevoegd. Na filtratie analyseert het labo de monsters met ICP-MS (inductively coupled plasma mass spectrometer). Met deze techniek is het mogelijk om elementen met een grote gevoeligheid te bepalen. We meten arseen, cadmium, chroom, koper, ijzer, mangeaan, nikkel, lood, zink.
PAK's
PAK’s in depositie worden gemeten volgens de norm EN15980. Hierbij plaatsen we een glazen ‘funnel-bottle’-kruik gedurende 4 weken op het veld om natte+droge depositie op te vangen.
Na de bemonstering gaan de kruiken naar het labo waar de organische fractie geëxtraheerd en geconcentreerd wordt om ze tenslotte met GC-MS (gaschromatografie massaspectrometrie) te analyseren.
Stikstof en verzurende stoffen
Op verschillende plaatsen in Vlaanderen meet de VMM de aanvoer van verzurende en vermestende stoffen in de neerslag, natte depositie genoemd. Dit gebeurt met een natte depositievanger en een pluviometer. Een natte depositievanger opent enkel tijdens perioden met neerslag. De neerslag wordt opgevangen door een trechter en loopt naar een fles van 5 liter. De flessen bevinden zich in het toestel in het donker en worden gekoeld bij 4 °C om omzettingen door licht of biologische processen tegen te gaan. Na de bemonstering worden de flessen gekoeld vervoerd naar het labo voor de analyse van de belangrijkste anorganische ionen, de zuurtegraad en de geleidbaarheid in de ‘wet-only’ neerslag. De neerslaghoeveelheid meten we met een pluviometer.
U kunt deze inhoud op dit moment niet bekijken omdat u ervoor heeft gekozen om thirdparty cookies uit te schakelen in de privacy instellingen.
Droge depositie van stikstof gebeurt door meerdere gassen en deeltjes en is moeilijk nauwkeurig te meten. De VMM meet de concentratie van de belangrijkste stikstofgassen (ammoniak en stikstofdioxide) met passieve samplers. De droge depositie per meetplaats wordt berekend aan de hand van luchtconcentraties en modelresultaten voor de droge depositiesnelheid. Sinds eind 2021 meten we wel de droge depositie van ammoniak op twee locaties (Kalmthout en Maasmechelen).
U kunt deze inhoud op dit moment niet bekijken omdat u ervoor heeft gekozen om thirdparty cookies uit te schakelen in de privacy instellingen.
De meetplaatsen bevinden zich in natuurgebied omdat deze gebieden gevoelig zijn voor de depositie van stikstof en potentieel verzurende stoffen. De metingen worden gebruikt om de gemodelleerde deposities in Vlaanderen te kalibreren.
De depositie van stikstof drukken we uit in kilogram stikstof per hectare en per jaar, afgekort als kg N/(ha.jaar). Elke stikstokvorm (bv. ammoniak en stikstofoxiden) wordt hierbij omgerekend naar de hoeveelheid stikstof. De gezamenlijke depositie van stikstof en zwavel is de potentieel verzurende depositie. Dit drukken we uit in zuurequivalenten per hectare en per jaar, afgekort als Zeq/(ha.jaar). De term 'potentieel' geeft aan dat het verzurende effect ook afhangt van processen die zich in bodem en water afspelen.
Dioxines en PCB's
De bemonstering van dioxines en PCB’s in totale depositie gebeurt met behulp van Bergerhoffkruiken, conform VDI 4320 Blatt 2 en LUC/VIII/001 . Dit is een set van 3 glazen neerslagkruiken die telkens gedurende een maand (30 ± 2 dagen) op een statief van 1,5 meter hoogte in het veld geplaatst worden. Vooraf wordt elke kruik gevuld met ± 100 ml zoutoplossing. Zwarte kunststoffolie schermt de stalen tijdens bemonstering af van direct zonlicht. Vervolgens worden de kruiken naar een extern labo gebracht voor analyse. De inhoud van de 3 kruiken wordt beschouwd als 1 staal.
In het labo wordt de inhoud van de kruiken geëxtraheerd en worden de 17 toxische dioxines en furanen en de 12 dioxineachtige PCB’s in het extract geanalyseerd met gaschromatografie gekoppeld aan een hoge resolutiemassaspectrometer.
Op basis van het oppervlak van de opening van de kruik, het aantal kruiken, de bemonsterde periode en de hoeveelheid in het extract kan de depositie in pg/(m².dag) berekend worden. Door vermenigvuldiging van het gehalte van elk van de 17 dioxines en 12 dioxineachtige PCB’s met hun overeenkomstige toxische equivalentiefactor (TEF) wordt een resultaat in pg TEQ/(m².dag) bekomen. Sinds 2024 gebruikt de VMM hiervoor de TEF’s van de Wereldgezondheidsorganisatie van 2022.
PFAS
De bemonstering van PFAS in totale depositie gebeurt met behulp van Bergerhoffkruiken, conform VDI 4320 Blatt 2. Dit is een set van 3 glazen neerslagkruiken die telkens gedurende ongeveer een maand (28 ± 2 dagen) op een statief van 1,5 meter hoogte in het veld geplaatst worden.
De inhoud van de 3 kruiken wordt opgewerkt en geanalyseerd als 1 staal in een extern labo. Dit gebeurt aan de hand van vloeistofchromatografie gekoppeld aan een tandem of hoge resolutie massaspectrometer zoals beschreven in het compendium voor de monsterneming, meting en analyse van water (WAC/IV/A/025).
Op basis van het oppervlak van de opening van de kruik, het aantal kruiken, de bemonsterde periode en de hoeveelheid in het extract kan de totale depositie in ng/(m².dag) berekend worden.