Hoe wordt depositie gemeten?

Voor tal van polluenten wordt de depositie gemeten.

Concentraties en depositie

Deel online

facebookLinkedInTwitter

Depositie is de aanvoer van gassen en deeltjes uit de atmosfeer naar een oppervlak. We onderscheiden twee hoofdvormen: natte depositie (via regen, sneeuw of hagel) en droge depositie (tijdens droge periodes).

Natte depositie is de aanvoer van stoffen via regen, sneeuw of hagel. Dit gebeurt door uitregenen of uitwassen:

  • Uitregenen speelt zich af in de wolken: verontreinigende stoffen in de vorm van condensatiekernen trekken water aan en helpen zo wolken vormen.
  • Uitwassen gebeurt onder de wolken: neervallende neerslagdruppels nemen op lagere hoogte verontreinigende stoffen op.

Droge depositie is de aanvoer van stoffen die tijdens droge periodes rechtstreeks uit de lucht worden afgezet op het oppervlak. Dit kan door meerdere processen gebeuren:

  • Bezinking van deeltjes door de zwaartekracht (neervallend stof).
  • Afzetting van niet-bezinkende deeltjes door willekeurige beweging (diffusie) en botsingen (interceptie, impactie).
  • Absorptie van gassen.

De totale depositie is de som van de natte en de droge depositie. Depositie wordt uitgedrukt als een hoeveelheid per oppervlakte en tijd (bv. µg per m2 per jaar).

Natte depositie en neervallend stof zijn onafhankelijk van het type oppervlak. De droge depositie van gassen en niet-sedimenterende deeltjes wordt beïnvloed door turbulentie in de onderste luchtlagen, en is daardoor wel afhankelijk van het type oppervlak (bos, grasland, water, ...).

Het belang van diverse depositieprocessen verschilt naargelang de polluent. Polluenten die (voornamelijk) via regen en neervallend stof worden aangevoerd, vangen we op met continu geopende ‘bulk’ collectoren (bulk depositie). In dat geval komt dit overeen met de totale depositie. Voor polluenten die ook in gasvorm en/of als niet-bezinkende deeltjes worden aangevoerd (bv. stikstof), geven bulk collectoren geen correct beeld van de totale atmosferische depositie.