De laatste jaren worden we in ons land geconfronteerd met gemiddeld 1 hittegolf per zomer. Maar niet iedere hittegolf duurt even lang, en de temperatuurmaxima die bereikt worden kunnen ook nog verschillen. De eerste figuur brengt daarom het verloop van het aantal hittegolfdagen in een jaar en het gewicht van de hittegolven (= mate waarin de temperatuur boven de 25 °C uitkomt) in beeld, samen met de oversterfte die in België wordt geregistreerd tijdens de zomermaanden.
De figuur laat duidelijk zien dat de zomers van 2003, 2006 en 2010 de grootste oversterfte lieten optekenen: telkens meer dan 6 % of meer dan 2 000 extra sterfgevallen:
- In 2003 kende ons land een belangrijke hittegolf die 16 dagen aanhield, en een andere warme periode die 13 dagen aanhield. Over de ganse zomer van 2003 bekeken leidde dit tot een oversterfte van 2 494 personen;
- 2006 kende 2 hittegolven, respectievelijk 6 en 33 dagen lang. Die zomer werd een oversterfte van 2 245 geregistreerd;
- Eind juni en in de eerste helft van juli 2010 volgden 2 hittegolven vlak na elkaar. De eerste hittegolf hield 13 dagen aan, de tweede hittegolf 8 dagen. Die zomer leidde dat tot een oversterfte van 2 313 eenheden.
Niet toevallig betreft dit de zomers met het hoogste aantal hittegolfdagen, en waarin de temperatuurdrempel van 25 °C het verst werd overschreden. Die jaren werden ook het meest aantal nachten genoteerd waarbij de minimumtemperatuur boven de 20 °C bleef hangen. Er bestaan immers aanwijzingen dat het vooral de hoge nachtelijke minimumtemperaturen zijn die aanleiding geven tot gezondheidsproblemen. Na blootstelling overdag aan hittestress, kunnen mensen dan 's nachts onvoldoende rusten en dus onvoldoende recupereren. Ook het aantal dagen met ozonconcentraties in de omgevingslucht boven de gezondheidsdrempel van 120 µg/m³ liep die 3 zomers hoger op dan in de andere beschouwde jaren.
Voorts kwam de oversterfte ook in de jaren 2008 en 2016 boven de 5 % uit. De zomer van 2017 daarentegen liet in zijn geheel beschouwd geen uitzonderlijke waarden van oversterfte optekenen vergeleken met de andere jaren uit periode 2000-2017. De tweede figuur geeft het dagelijkse verloop van de geregistreerde sterfte weer specifiek voor Vlaanderen in 2017, samen met enkele temperatuur- en ozondrempels. Daarop is te zien dat er enkel rond 22 juni een kortstondige piek was van tijdelijke oversterfte, wat samenviel met een stijging van de minimum- en maximumtemperaturen en met de activering van de waarschuwingsfase van het Vlaams Warmteactieplan (zie verder).
De buitengewone sterfteratio tijdens hittegolven is het hoogst bij bejaarden en bij mensen die vooraf reeds ziek waren. In veel landen vindt vergrijzing van de bevolking plaats, waardoor het aantal mensen die gevoelig zijn voor hittestress toeneemt en klimaatverandering op die manier tot bijkomende impact leidt. Baby’s en jonge kinderen vormen mogelijk ook een risicogroep omdat hun temperatuurregulatie nog in ontwikkeling is en er ook sneller uitdroging kan optreden. Alhoewel kan worden verwacht dat een deel van de sterftes tijdens een hittegolf voorkomt bij gevoelige personen die anders in de daaropvolgende weken of maanden gestorven zouden zijn, geeft wetenschappelijk onderzoek daaromtrent geen eenduidige aanwijzingen: zo bleef na de zomermaanden van 2003 de sterfteratio zelfs nog boven die van de referentieperiode.