De VMM werkt volgens de principes vervat in de gewestelijke hemelwaterverordening. Die stelt dat elke druppel die op verhardingen valt, maximaal ter plaatse moet worden vastgehouden. Dat kan door het op te vangen in regenputten of door het in de bodem te laten infiltreren met bv. wadi's. Zo stroomt water niet weg naar overstromingsgevoelige plaatsen.
Ook met slibvangen vermijdt de VMM slibophoping in haar waterlopen waardoor wateroverlast stroomafwaarts beperkt blijft.
De VMM geeft ook mee vorm aan de Code van goede praktijk voor rioleringssystemen. Dat is een handleiding voor Aquafin, rioolbeheerders, gemeenten en studiebureaus bij het ontwerpen van rioleringsinfrastructuur. In die code wordt de capaciteit van nieuwe rioolstelsels zodanig berekend dat een bui die zich statistisch gezien eens om de twintig jaar voordoet geen wateroverlast op straat veroorzaakt.