Bemalingswater wordt, voor zover dit met de toepassing van de beste beschikbare technieken mogelijk is, zoveel mogelijk weer in de grond gebracht (art. 5.53.6.1.3§2). Dit kan door te retourneren via retourputten in de watervoerende laag waaruit het is onttrokken, of door het bemalingswater te infiltreren via een infiltratievoorziening zoals een infiltratieput, een infiltratiebekken of een infiltratiegracht.
Hoewel er misschien bruto meer bemalingswater wordt onttrokken, zal er door het weer in de ondergrond brengen netto minder water verloren gaan. Het weer in de ondergrond brengen mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.
De technische haalbaarheid van een retourbemaling of herinfiltratie is onder andere afhankelijk van:
- ruimte(gebrek)
- samenstelling grondwater (bv. ijzergehalte)
- opbouw ondergrond (infiltratiecapaciteit)
- kostprijs
Hoe pak je het aan?
- Vuistregel afstand: Retourputten worden, als er geen waterremmende wanden geplaatst worden, best aangelegd op een afstand van minstens het tienvoud van het aantal meter verlaging van het grondwaterpeil. Voor een verlaging van het grondwaterpeil van 3 meter (t.o.v. het natuurlijke grondwaterpeil) worden de retourputten dus voorzien op een afstand van minimaal 30 meter van de bouwput. Indien de retourputten dichter worden geplaatst, stroomt het weer in de ondergrond gebrachte water te snel terug naar bouwput en kan de vereiste verlaging niet altijd bekomen worden.
- In een aantal gevallen wordt het vanaf 8 april 2025 verplicht om bij een bemaling minstens een deel van het bemalingswater weer in de ondergrond te brengen (art 5.53.6.1.3§2 5de paragraaf en volgende). De verplichtingen gelden enkel bij een bemaling van een bouwput die langer actief is dan 30 dagen. Voor verontreinigd bemalingswater geldt dit niet.
- Bij een bemaling van een bouwput die langer actief is dan dertig kalenderdagen waarbij op openbaar domein of op terreinen van de werf een infiltratievoorziening kan ingericht worden die bereikbaar is via openbaar domein of via terrein van de werf met een leiding van maximaal 200 meter wordt minstens een deel van het bemalingswater terug in de ondergrond gebracht. Deze afstand is te rekenen vanaf de locatie van de bemalingspomp tot aan de potentiële locatie van de infiltratievoorziening.
- Bij een klasse 1 bemaling (dit is bij een netto volume van meer dan 180.000m³) van een bouwput die langer actief is dan 6 maanden waarbij op openbaar domein of op terreinen van de werf een infiltratievoorziening kan ingericht worden die bereikbaar is via openbaar domein of via terrein van de werf met een leiding van maximaal 500 meter wordt minstens een deel van het bemalingswater terug in de ondergrond gebracht.
- Voor de delen van de bemalingsinstallatie van een bouwput met een verlaging van meer dan 6m onder maaiveld die meer dan 30 dagen actief is, wordt minstens 75% van het onttrokken volume weer in de ondergrond gebracht.
- Bij een vacuümbemaling (meestal als filterbemaling met zuigerpomp/bovengrondse pomp) is retour via putten vaak niet mogelijk omdat bij beluchting van ijzerhoudend water de retourfilters door de ijzerneerslag verstoppen. Bemalingswater weer in de ondergrond brengen kan dan mogelijk nog wel gerealiseerd worden via een infiltratievoorziening.
Hiervan kan door de vergunningverlener afgeweken worden. Bij grotere afstanden kunnen bijkomende pompen of pompstations nodig zijn om het bemalingswater ter plaatse te krijgen. Deze kunnen een extra bron van hinder vormen door het geluid van de pomp zelf of mogelijke geurhinder bij gebruik van een stroomgroep. Pompstations werken met elektrisch aangedreven onderwaterpompen (geruisloos) of centrifugaal pompen (bijna geruisloos). Zuigerpompen, en al zeker zuigerpompen die door een dieselmotor worden aangedreven, zijn niet in elke omgeving geschikt om water over grote afstanden te verpompen.
Wat met verontreinigd bemalingswater?
Omdat er door bemalingswater terug in de ondergrond te brengen geen verontreiniging mag veroorzaakt worden, is er een kwaliteitskader waaraan het water minstens moet voldoen (art. 5.53.6.1.3§2).
Concreet gelden volgende toetsingswaarden:
- de milieukwaliteitsnormen voor grondwater, voor ongewenste toxische stoffen en voor pH
- voor de stoffen waarvoor er geen milieukwaliteitsnorm voor grondwater vastgelegd is de richtwaarde voor grondwater zoals vastgelegd in bijlage II van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007;
- voor gevaarlijke stoffen waarvoor er geen milieukwaliteitsnorm voor grondwater en geen richtwaarde vastgelegd is de rapportagegrens voor grondwater volgens de referentiemeetmethode.
Bovendien mag het terug in de ondergrond brengen van bemalingswater geen extra verzilting veroorzaken:
- bij een geleidbaarheid bij 20° C hoger dan 1600μS/cm mag bemalingswater enkel terug in de ondergrond gebracht worden als het ontvangende grondwater dezelfde of hogere geleidbaarheid heeft;
- bij een chlorideconcentratie hoger dan 250mg/l mag bemalingswater enkel terug in de ondergrond gebracht worden als het ontvangende grondwater dezelfde of hogere chlorideconcentratie heeft.
Mits een gegronde motivatie in de vergunningsaanvraag kan er van dit normenkader afgeweken worden.