In de vergunningsaanvraag of melding voor de bemaling moet de aanvrager motiveren waarom bepaalde oplossingen naar retour of lozing niet haalbaar zijn.
De voorwaarden in artikel 5.53.6.1.1. van titel II van het VLAREM stellen dat als een bemaling tijdelijk noodzakelijk is om werken te kunnen uitvoeren, het onttrokken volume bemalingswater maximaal beperkt en het bemalingswater maximaal opnieuw in de grond gebracht moet worden door gebruik van de beste beschikbare technieken. Daarvoor kunnen retourputten, infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten worden gebruikt. Helaas is dit met de huidige best beschikbare technieken (3° onder definities beste beschikbare techniek) niet op elke locatie mogelijk door ruimtegebrek, samenstelling van het grondwater (bv. ijzergehalte, verontreiniging) of opbouw van ondergrond (bv. onvoldoende infiltratiecapaciteit).
Als terug in de ondergrond brengen niet mogelijk is, kan er gekeken worden of het water nuttig gebruikt kan worden. Dit is niet mogelijk indien de bemaling gedeeltelijk of volledig op een perceel ligt, dat is ingedeeld als risicogrond of een perceel waarop een bodemonderzoek werd uitgevoerd. De exploitant neemt bij het beschikbaar stellen van bemalingswater alle mogelijke maatregelen om bijkomende hinder te voorkomen. De aftappunten worden voorzien op veilig bereikbare plaatsen en er wordt duidelijk gesignaleerd dat het water niet bestemd is voor menselijke consumptie.
Het bemalingswater dat na deze stappen nog overblijft moet in eerste instantie afgeleid worden naar de dichtstbijzijnde waterloop of, in het geval er een gescheiden riolering aanwezig is, naar de regenwaterafvoer. Er mag niet geloosd worden in de openbare riolering als er zich binnen een afstand van 200 meter van de bemalingspomp een kunstmatige afvoer voor hemelwater of oppervlaktewater bevindt die via openbaar domein bereikbaar is. Enkel als voorgaande oplossingen niet haalbaar zijn, of als er door de lozing van het bemalingswater wateroverlast voor derden veroorzaakt wordt, mag er geloosd worden op de openbare riolering.
Wordt het vergunde debiet ook effectief opgepompt?
Vaak niet. Dit is het gevolg van de wettelijke randvoorwaarde dat de debieten in de aktename of vergunning gelden als maximumdebieten en de onzekerheden rond de effectieve grondwaterstand tijdens de uitvoering (en dus vereiste verlaging), de doorlatendheid van de ondergrond,…
Een aanvrager die garantie wil dat de aktename of vergunning voldoende ruim is, zodat de bemaling de toegestane debieten niet zal overschrijden, zal een worstcase benadering van de parameters gebruiken. Er wordt ook rekening gehouden met mogelijke vertragingen tijdens de uitvoering. Zo kan een bemaling die in de zomer gepland was (met beperkte verlaging en debiet), uiteindelijk ook tijdens de winterperiode actief moeten zijn (met grotere verlaging en dus hogere debieten).
Langs de andere kant kan dan gesteld worden dat bemalingen die actief zijn tijdens periodes waarin het grondwater laag staat, vaak minder debiet oppompen dan aangevraagd. Het gebeurt soms dat de bemaling zelfs niet nodig is, als het grondwater door de droogte al voldoende gezakt is om de werken uit te kunnen voeren. Dit behoort echter tot de onzekerheden waarop een aanvrager geen impact heeft.