Algemene maatregelen & regelgeving

VLAREM is een uitvoeringsbesluit van het Decreet algemene bepalingen milieubeleid (DABM) en bestaat uit twee delen: VLAREM II en III.

Het hoofddoel van VLAREM is het voorkomen en beperken van hinder, milieuverontreiniging en veiligheidsrisico’s van bedrijven.

VLAREM II bevat hoofdzakelijk algemene en sectorale milieuvoorwaarden waaraan ingedeelde inrichtingen en activiteiten moeten voldoen.

De algemene milieuvoorwaarden gelden voor alle ingedeelde inrichtingen of activiteiten. De sectorale milieuvoorwaarden gelden voor bepaalde types van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Bij de vaststelling van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden wordt voor een geïntegreerde aanpak gezorgd en wordt een hoog niveau van bescherming van de mens en het milieu gewaarborgd tegen de risico's en de hinder afkomstig van de exploitatie van ingedeelde inrichtingen en activiteiten.

De milieuvoorwaarden worden op de beste beschikbare technieken gebaseerd.

In deel 6 van VLAREM II staan voorwaarden voor de bescherming van de mens en het milieu tegen bepaalde vormen van hinder en risico's afkomstig van niet-ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

VLAREM III bevat bijkomende algemene en sectorale milieuvoorwaarden specifiek voor GPBV-installaties.

Lees meer over VLAREM.

De vergunningverlenende overheid moet via het omgevingsloket een advies aanvragen bij het VMM-contactpunt 'Advies lucht – stedenbouwkundig aspect' als aan drie voorwaarden is voldaan:

1. Is bij de vergunningsaanvraag een project-MER gevoegd?

• Ja, als er een ontwerp project-MER toegevoegd wordt aan de aanvraag.
• Neen, voor bijgevoegde ontheffingen van de project-MER-plicht en project-m.e.r.-screenings

2. Gaat de vergunningsaanvraag over één van de volgende handelingen?

• de aanleg of uitbreiding van vliegvelden
• de aanleg, verbreding of verlegging van wegen
• zeehandelshavens
• de bouw of uitbreiding van stadsontwikkelingsprojecten
• industrieterreinontwikkeling
• de aanleg van themaparken en permanente race- en testbanen
• de aanleg van faciliteiten voor de overlading tussen vervoerswijzen en van overladingsstations
• spoorlijnen, tramlijnen, waterwegen en andere havens

3. Ligt het voorwerp van de aanvraag in een blauwe zone, op de digitale criteriumkaart?

Infrastructuur- en stedelijke ontwikkelingsprojecten zijn meestal niet ingedeeld in VLAREM, maar hebben een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen nodig. Bij infrastructuurprojecten zijn vooral wegverkeersemissies (NO₂, PM₁₀, PM_2,5 , BC) bepalend voor de lokale concentraties.

De VMM verleent advies voor (grote) infrastructuurprojecten die gelegen zijn in of nabij een kritische zone voor luchtkwaliteit. Hierbij focussen we niet enkel op de locaties waar de luchtkwaliteitsnormen overschreden worden maar ook op locaties waar de luchtkwaliteitsnormen benaderd worden, inclusief een straal van 1500 meter rond deze zones.

Daarbij maken we gebruik van een criteriumkaart waarop in een blauwe kleur aangeduid staat voor welke locaties aan VMM advies moet gevraagd worden.

• Raadpleeg de digitale criteriumkaart

Wanneer geeft de VMM een advies?

De VMM verleent aan de provincie of de Minister een advies voor omgevingsvergunningsaanvragen waarbij emissies naar lucht verwacht worden en wanneer bij de activiteit de letter ‘M’ staat in de rubriekenlijst in bijlage I van VLAREM II.

De VMM werkt een uitgebreid advies uit voor de aanvragen waarvan de potentiële impact naar de omgeving het grootst is. Hiervoor houden we rekening met volgende zaken:

• Heeft de aanvraag betrekking op een GPBV-installatie?
• Is het bedrijf gelegen in een hotspotzone voor luchtkwaliteit?
• Dient het bedrijf een IMJV in?

Wanneer er een MER gekoppeld is aan een dergelijke omgevingsvergunningsaanvraag, zal de VMM ook in de ontwerpfase van het MER om advies gevraagd worden.

Hoe adviseert de VMM?

De VMM gaat na of de emissie die aangevraagd wordt in de omgevingsvergunning verenigbaar is met de kwaliteit van de omgevingslucht. Dat doen we door de volgende indicatoren te beoordelen:

• Milieukwaliteitsnormen voor lucht:
• Deze normen zijn te vinden in bijlagen 2.5.1, 2.5.2 en 2.5.8 van VLAREM II.
• Ze helpen bij het bepalen van de beschikbare milieugebruiksruimte rond een project.
• Relevantie van de bijdrage van een project:
• De bijdrage wordt bepaald door metingen of modelberekeningen volgens bijlagen 2.5.3 en 4.4.1 van VLAREM II.
• De relevantie wordt beoordeeld aan de hand van het significantiekader in het MER-richtlijnenboek lucht

Daarnaast toetsen we in dit advies de aanvraag aan de beleidsmatige randvoorwaarden uit het Vlaams luchtbeleidsplan 2030.

Beste beschikbare technieken (BBT) zijn methoden en technologieën die, ten opzichte van vergelijkbare opties, het meest effectief en haalbaar zijn op milieugebied en technisch uitvoerbaar blijven. De BBT vormen in Vlaanderen de norm voor het vaststellen van vergunningsvoorwaarden binnen de milieuwetgeving (VLAREM) en zijn bedoeld om mens en milieu maximaal te beschermen.

BBT omvatten technieken voor het verminderen van emissies en bronbeperkende maatregelen, zoals efficiëntere productiemethoden en grondstoffenbeheer. "Beschikbaar" betekent dat deze technieken voldoende ontwikkeld en economisch haalbaar zijn, terwijl "beste" verwijst naar hun doeltreffendheid voor milieubescherming.

In Vlaanderen gelden Europese BBT-richtlijnen voor zogeheten GPBV-installaties. De milieuwetgeving baseert emissiegrenswaarden op BBT, waarbij lokale omstandigheden strengere normen kunnen vereisen dan de standaard BBT-niveaus.

Het BBT-kenniscentrum, opgericht bij VITO, ondersteunt de Vlaamse overheid met het verzamelen en evalueren van informatie over milieuvriendelijke technieken. Dit kenniscentrum ontwikkelt richtlijnen en niet-bindende BBT-studies per bedrijfstak, die de basis vormen voor milieuregelgeving en ecologiesteun.

Meer lezen over Best Beschikbare Technieken

Lees meer

Lees meer

Lees meer