Door de hogere neerslag in de wintermaanden zullen de hoogste grondwaterstanden licht toenemen tegen 2050. De lagere neerslag in de zomermaanden, in combinatie met de verhoogde verdamping (evapotranspiratie) onder invloed van hogere temperaturen, zorgen daarentegen voor een sterke daling van de laagste grondwaterstanden in de zomermaanden. Omdat de daling van de grondwaterstanden in de zomermaanden sterker is dan de stijging van de grondwaterstanden in de wintermaanden, valt een netto daling van de (jaar)gemiddelde grondwaterstand te verwachten op de meeste plaatsen in Vlaanderen.
De drogere en warme zomermaanden beïnvloeden niet enkel de grondwaterstanden, maar zorgen ook voor een sterke toename van het aantal droge dagen (dagen waarop grondwaterpeil onder een kritische drempelwaarde duikt, nl. beneden 5 % laagste grondwaterstanden in het huidig klimaat) in een gemiddeld jaar.
In de extreem droge jaren (terugkeerperiode 25 jaar) staat het grondwater sowieso al erg laag en is de bijkomende daling beperkt. Maar de frequentie van zulke extreem droge jaren neemt bij verdere klimaatverandering wel sterk toe: we krijgen dus vaker extreem lage grondwaterstanden maar de diepte van deze extremen neemt niet meer sterk toe. De effecten van klimaatverandering zijn reeds merkbaar tegen 2030 maar nemen duidelijk toe verder in de tijd.
In Vlaanderen zijn sommige regio’s meer kwetsbaar zijn dan andere. Een beperkt aantal regio’s vertoont zelfs evoluties die naar netto stijgende grondwatertafels kunnen gaan. Locaties met een dunne watervoerende laag, ondiepe grondwaterstanden en een beperkte zijdelingse aanvoer blijken gevoeliger voor verdroging door toedoen van klimaatverandering. Het IJzerbekken bijvoorbeeld laat de sterkste dalingen van de gemiddelde laagste grondwaterstanden zien, en ook een sterke toename van het aantal droge dagen en de frequentie van extreem lage grondwaterstanden. Gelijkaardig gaat het er ook aan toe in het noordelijk Maasbekken. Daar staat tegenover dat enkele locaties met een dikke watervoerende laag en diepe gemiddelde grondwaterstanden net een vernatting kennen en een afname van het aantal droge dagen. Omwille van het hoge bufferend vermogen van die watervoerende laag en de dikke onverzadigde zone (grote afstand tot het bodemoppervlak) zal daar vooral de stijging van de neerslag in de wintermaanden leiden tot hogere grondwaterstanden.