Veldstudie naar de monitoring van biota in het kader van de rapportage van de chemische toestand voor de kaderrichtlijn Water 2015-2016

Het rapport geeft de resultaten weer van 11 prioritaire stoffen en hun derivaten die in biota gemeten dienen te worden om een correcte monitoring van aquatische milieukwaliteit te garanderen. Door hun hydrofobe eigenschappen zijn deze stoffen namelijk slecht meetbaar in water en zullen ze eerder binden aan de waterbodem of zich opstapelen in organismen.

Deel online

facebookLinkedInTwitter

In 2015 werden 11 meetplaatsen bemonsterd. Ze zijn een deelset van het totale biotameetnet , die 44 meetplaatsen bevat.

De resultaten tonen aan dat:

  • Overschrijdingen van de biota MKN werd vastgesteld voor HCBz, kwik (Hg), PBDE, HBCD, benzo(a)pyreen, PFOS en dioxines.
  • Opvallend hierbij was dat voor zowel Hg als PBDE de norm op alle meetpunten werd overschreden, zowel voor baars als voor paling. Voor PFOS was dit ook het geval, met uitzondering van de palingpool uit de Dijle en de baarspool uit de Dender. Voor HCBz, HBCD, PFOS en dioxines was de overschrijding soortafhankelijk. Er werden hier enkel overschrijdingen waargenomen in het spierweefsel van paling op sommige locaties.
  • Verder werd voor het merendeel van de componenten een hogere accumulatie waargenomen in het spierweefsel van paling t.o.v. dat van baars. Na correctie voor vetgehalte was dit verschil in de meeste gevallen minder groot of zelfs omgekeerd. Dit impliceert het belang van het mee in rekening brengen van vetgehalte (en drooggewicht) in toekomstige biotamonitoring.
  • Tenslotte konden in driehoeksmosselen over het algemeen hogere concentraties (PAKs) worden waargenomen dan in zwanenmossel.

Op basis van de resultaten van de huidige studie en een vergelijking met gegevens uit de literatuur kunnen we stellen dat de huidige biota-MKN voor Hg en PBDE wordt overschreden in alle vissoorten uit Vlaamse en Europese waterlopen.