Zo pakken we samen met onze partners de stikstofproblematiek aan

Stikstof is een van de basisbouwstenen van levende organismen en komt van nature voor in de bodem, in het water en in de lucht. Door toedoen van de mens, bijvoorbeeld door de verbranding van fossiele brandstoffen of door het gebruik van grote hoeveelheden mest, wordt er extra stikstof toegevoegd aan de lucht onder de vorm van stikstofoxiden en ammoniak. Dat wordt stikstofemissie genoemd. Deze stikstof komt in de bodem, het water en op de planten terecht via depositie. Te veel stikstof in het milieu is schadelijk voor plant, dier en mens.

4 oktober 2023

Deel online

facebookLinkedInTwitter

Niet alleen voor de natuur is stikstof een probleem. De stikstofuitstoot maakt ook de lucht ongezonder. Wie gevoelige longen of longproblemen heeft, krijgt sneller last van irritaties en ontstekingen. Een langdurige blootstelling aan vervuilde lucht kan zelfs hart- en vaatziekten veroorzaken.

Maatregelen via PAS

Met de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) neemt de Vlaamse overheid extra maatregelen om de stikstofemissies in Vlaanderen structureel te doen dalen. De effecten van de overmatige stikstofdeposities moeten hierdoor weggewerkt worden en op een niveau komen dat niet meer schadelijk is voor mens en natuur.

De VMM neemt enkele belangrijke taken op binnen het stikstofbeleid:

  • Door het luchtbeleid juridisch te verankeren, zorgen we dat de stikstofemissies van alle sectoren dalen.
  • We coördineren de uitvoering van het luchtbeleidsplan en volgen de voortgang van de doelstellingen en maatregelen op.
  • We volgen alles goed op via bestaande en extra monitoring.
  • We gebruiken robuuste modellen bij de berekening van de emissies en deposities.
  • We werken mee aan stikstofsanering samen met de collega’s van ANB, INBO, VLM en het departement Omgeving.   

Robuuste modellen

Met modelberekeningen kunnen we snel en eenduidig de emissies en de effecten van wijzigingen van de emissies op de stikstofdepositie in kaart brengen.

Stikstofemissie: modellen en individueel gerapporteerde data

In de emissieberekening nemen we de volgende sectoren in aanmerking: afval, energie, handel en diensten, huishoudens, industrie, landbouw, offroad voertuigen en machines, en transport.  De VMM baseert zich voor de inschatting van de emissies van de luchtverontreinigende stoffen op de internationale richtlijnen voor de op te nemen sectoren en activiteiten.

Het hoofdaandeel van de stikstofemissies van de industrie bekomen we via de integrale milieujaarverslagen (IMJV) die de IMJV-plichtige bedrijven rapporteren en die de VMM valideert. De activiteiten met emissies onder de rapporteringsdrempelwaarde brengt de VMM op een collectieve manier in kaart. Emissies van de andere sectoren bepalen we via modellering. Zo berekenen we de stikstofemissies van de landbouwsector met het EmissieModel Ammoniak Vlaanderen (EMAV) en de emissies van wegverkeer via het COPERT-model. Alle modellen maken gebruik van zo gedetailleerd mogelijke inputdata. Voor de landbouwsector doen we een beroep op de mestbankaangiftes van landbouwers en mestverwerkers zoals geïnventariseerd door de Vlaamse Landmaatschappij. De gehanteerde rekenfactoren houden altijd rekening met voortschrijdend wetenschappelijk inzicht en de best beschikbare wetenschappelijke kennis. Waar dat nodig is, doen we een beroep op inschattingen door experten.

De VMM actualiseert op regelmatige basis de gehanteerde modellen. De emissie-inventaris lucht wordt jaarlijks onderworpen aan internationale reviews wat garanties biedt voor de wetenschappelijke onderbouwing ervan.

Een internationaal expertreviewteam doet jaarlijks een audit van de kwaliteit en de volledigheid van de emissie-inventaris van de VMM. De laatste internationale audit (voorjaar 2023) leverde een positieve evaluatie op. Voor de landbouwsector werd aangegeven dat de emissie-inventaris van hoge kwaliteit is wat volledigheid en accuraatheid betreft en dat de beschreven methodieken transparant zijn.

Stikstofdepositie: metingen en model

Droge en natte depositie zijn twee verschillende vormen van depositie. Natte depositie komt alleen voor bij neerslag. VMM meet dit op negen plaatsen in Vlaanderen met een natte depositievanger en een pluviometer. Bij droge depositie worden stoffen door luchtbewegingen (turbulentie) naar het oppervlak getransporteerd en afgezet. Droge depositie van stikstof is afhankelijk van de weersomstandigheden en het oppervlak waarop de afzetting gebeurt. Omdat er in Vlaanderen geen langetermijnmetingen van droge depositie beschikbaar zijn, meet de VMM de luchtconcentratie van ammoniak op achttien plaatsen. Deze metingen gebruiken we om de gemodelleerde luchtconcentraties in Vlaanderen te kalibreren.

De droge depositie van stikstof nauwkeurig meten, is ook technisch een uitdaging. Het gaat om een complex proces waarbij veel polluenten betrokken zijn en dat sterk kan variëren in tijd en ruimte. De VMM volgt de markt en mogelijkheden continu op en doet momenteel onderzoek om de droge depositie van ammoniak beter in kaart te brengen. Hiervoor meten we in twee heidegebieden (Maasmechelen en Kalmthout) met een zogenaamd COTAG-toestel. De COTAG maakt gebruikt van de gradiëntmethode om de droge depositie van ammoniak te meten op basis van de atmosferische turbulentie en de gradiënt van de luchtconcentraties. Deze metingen gebruiken we in de toekomst om de droge depositie van ammoniak doorheen de tijd te monitoren.

 

Het gebruik van modellen gaat altijd gepaard met bepaalde onzekerheden, zodat gemeten en berekende waarden voor stikstofdepositie niet exact gelijk zijn. We gebruiken de metingen altijd om het model te kalibreren. De invloed van de discrepantie is beperkt.

Extra gerichte metingen

Om met de meest accurate cijfers aan de slag te kunnen gaan, neemt de VMM op korte termijn actie. Om op lokaal niveau het effect van (lokale) emissiereducerende maatregelen te zien, vullen we de globale modelmatige aanpak aan met gerichte metingen, vooral in een aantal ‘kritische’ gebieden voor het PAS-beleid. Denk hierbij aan de maatwerkgebieden, zoals het Turnhouts Vennengebied.

Uitvoering en opvolging Luchtbeleidsplan

Veel natuurgebieden staan al zo lang onder constante stikstofdruk dat er dringend actie nodig is. Door goed samen te werken, realiseren we de vooropgestelde doelstellingen en acties uit het

Luchtbeleidsplan

tegen 2030

.

Stikstofsanering 

In veel natuurgebieden tastte stikstof de bodem en het water al behoorlijk aan. Omdat de natuur zich niet altijd vanzelf herstelt, zijn er extra maatregelen nodig. De cumulatie van een hoge stikstofbelasting in combinatie met verdroging zorgt voor een verdere achteruitgang van de biodiversiteit in kwetsbare natuurzones. In samenhang met het streefdoel om de stikstofbelasting sterk te reduceren werd daarom beslist om ook actief herstelmaatregelen te nemen. De belangrijkste maatregel is daarbij hydrologisch herstel van natuurgebieden. Een actieprogramma werd uitgewerkt in nauwe samenwerking tussen ANB, INBO, VLM, het departement Omgeving en de VMM. Op korte termijn voorziet de VMM maatregelen in onder meer het stroomgebied van de Kalkense vaart, de Dijle en de Aa.

Lees meer over de stikstofaanpak door de Vlaamse overheid »

Uitgelicht: Isotopenstudie 

Eind 2022 verscheen een studie in Nature Communications (Chen et al. (2022). Significant contributions of combustion-related sources to ammonia emissions) die op basis van de verhouding van stabiele stikstofisotopen (14N versus 15N) een uitspraak doet over de oorsprong van NH3: vervluchtiging (bijvoorbeeld mest en bodem) versus verbranding (bijvoorbeeld kolencentrales en verbrandingsmotoren). In deze studie wordt de bijdrage van de landbouw aan de totale NH3-emissie in Europa geraamd op 56%, terwijl dit in Vlaanderen volgens cijfers van VMM 95% was in 2020. De gebruikte methodiek verschilt echter wezenlijk van de door de VMM gehanteerde emissie-inschatting op basis van activiteitsdata en rekenfactoren, die internationaal gevalideerd en geaudit worden. Het is ook niet zeker of de conclusies van deze studie voor Europa ook specifiek opgaan voor een regio zoals Vlaanderen met veel intensieve landbouw. De VMM bekijkt dit verder en start een verkennend onderzoek naar deze meetmethode.