Klimaatadaptatiescans voor klimaatbestendige gemeenten
Klimaatadaptatiescans (KA-scans) leveren gemeenten inzichten in adaptatiemogelijkheden op hun grondgebied en handvaten voor een adaptatiestrategie op langere termijn. De eerste drie KA-scans zijn in volle ontwikkeling.
Eind februari werden in opdracht van de VMM drie KA-scans opgestart. Daarbij doorlopen studiebureaus een traject met de lokale besturen van Bilzen & Hoeselt, Zaventem en Wetteren & Sint-Lievens-Houtem op zoek naar een klimaatbestendige inrichting. De informatie uit de klimaatadaptietools van de VMM vormen het vertrekpunt voor zo’n scan. Het traject vertrekt van een lokale impactanalyse en leidt tot een rapport waarin de uitdagingen rond klimaatadaptatie begroot en afgetoetst worden aan terreinkennis en de lokale beleidscontext. De drie KA-scans zijn al vergevorderd en de opgedane inzichten worden momenteel gebundeld. Tegen eind dit jaar krijgen de betrokken lokale besturen dan een afgewerkte KA-scan in handen waarmee ze concrete adaptatie-initiatieven kunnen nemen in de komende legislaturen.
We gingen op terreinbezoek en legden ons oor te luisteren bij Sander Paret, Departementsdirecteur Stadsontwikkeling bij de gemeente Wetteren. Sander staat in voor beleidsvoorbereiding, werkt aan een langetermijnvisie voor de gemeente via meerjarenplannen en adviseert collega's. Zijn focus ligt op leefbaarheid en duurzaamheid.
Sander Paret: ‘Daarbij probeer ik de beleidsdomeinen binnen de gemeente te overstijgen. Een voorbeeld: als we een weg heraanleggen in de gemeente denken we verder dan alleen het gieten van een nieuwe asfaltlaag. Een heraanleg biedt mogelijkheden om oppervlakte te ontharden, na te denken hoe de wegen anders kunnen aangelegd worden met bepaalde materialen, de koppeling te maken met andere beleidsdomeinen zoals de aanplanting van groen ...’
Welke uitdagingen zien jullie in Wetteren?
Sander Paret: ‘Wetteren is een gemeente, maar heeft eigenlijk de allure van een kleine stad met een centrumfunctie. Dat is op zich een moeilijke oefening voor een gemeentebestuur. Er zijn een zevental woonkernen. Je moet evolueren naar een stedelijk beleid, maar je mag tegelijkertijd de kleine deelkernen niet uit het oog verliezen. Het centrum zelf is meer verstedelijkt en de randgemeenten zijn groener. Dan kan je geen eenvormig beleid voeren, maar moet je meer differentiëren. Wetteren ligt ook in drie grote stroomgebieden van waterlopen. Als Scheldegemeente speelt hier een andere problematiek dan bijvoorbeeld het traject in Zaventem. Wij hebben hier meer wateroverlast door de vele bebouwing, waar op andere plaatsen bijvoorbeeld hitte een groter probleem vormt.
Hoe heb je het traject tot nu toe ervaren?
Sander Paret: ‘We zijn gestart met een sterke analyse. We weten allemaal dat we inspanningen moeten leveren tegen de klimaatverandering. Maar het wordt toch wel heel helder als je die toekomstscenario's vertaald ziet op een kaart of in een grafiek. De cijfers die uit de klimaatadaptatietools van de VMM komen, liegen er niet om. Dat is een echte reality check. De VMM-tools vormen een heel waardevolle bron van gegevens waarmee we als gemeente op het terrein aan de slag kunnen gaan. Dat gaat heel breed: van de herinrichting van percelen, de heraanleg van pleinen en het openbaar domein tot het (ver)bouwen van woningen en bedrijfsgebouwen. Je moet voor elk project die omslag maken en projecten gaan omdenken. Eens je die reflex hebt ingebouwd, dan is de volgende stap medewerkers, politici en burgers overtuigen en meekrijgen in je verhaal. Dat is niet altijd evident.’
Hoe ga je met mogelijke weerstand om?
Sander Paret: ‘Als ik voel dat er wrevel heerst, dan probeer ik uit te zoeken vanwaar die komt. Welk probleem brengt het ontwerp mee voor anderen? We hebben bij een rioleringsproject bijvoorbeeld een minimale poging gedaan om te ontharden. Dat ontketende meteen een gigantische weerstand door de parkeerproblematiek in die buurt. Nochtans kregen de bewoners veel terug: meer bomen, een fietsenstalling, plantvakken en een speelelement. En toch ging hun voorkeur uit naar meer parkeerplaatsen.’
Zie je ook koppelkansen met andere beleidsdoelen?
Sander Paret: ‘Daar heb ik wel een mooi voorbeeld van. Het afgelopen jaar pasten we ons mobiliteitsplan aan met een nieuw parkeerbeleid. Het basisprincipe is voldoende rotatie van wagens, afgestemd op waar je moet zijn. Mensen die een paar uur in het centrum willen zijn, parkeren beter op een randparking of ondergronds. Bij de winkels zijn er Shop&Go-plaatsen om kort boodschappen te doen. Op ons marktplein kan je maximum 2 uur parkeren.’
Welk effect hebben die maatregelen?
Sander Paret: ‘We zagen daar al snel het effect van: mensen passen hun gedrag aan. De parkeerplaatsen op de markt staan overdag veel vaker leeg dan ze bezet zijn. Dat brengt ons op nieuwe ideeën: die vrijgekomen ruimte kunnen we anders inrichten. Je kan het centrum in de zomer veel gezelliger maken. Vandaag zijn de horecazaken eerder gelimiteerd qua ruimte voor terrasjes. Dat is een gemiste kans voor de ondernemers.’
Een goede basis voor meer ideeën?
Sander Paret: ‘We zouden ook een stuk kunnen ontharden naast de markt. Het Studiebureau Omgeving tekende daarvoor al een eerste schets of concept uit om te tonen wat we ervan kunnen maken. Maar je moet ook rekening houden met de realiteit. Wat doen we op een marktdag als we een stuk ontharden? We kunnen de kramen niet op het gras zetten. Daarvoor moeten we kijken naar waterdoorlaatbare materialen bijvoorbeeld. Je vertrekt vanuit de insteek parkeerbeleid en ineens doe je aan ruimtelijke ordening. Bekijk je zoiets over verschillende beleidsdomeinen, dan zie je echt wel het potentieel van zo'n hertekening. Een betere mobiliteit enerzijds en anderzijds het aantal parkeerplaatsen slimmer benutten zodat je die kan inkrimpen: zo ontstaat er ruimte voor andere functies. Het kan ook helpen in ons overstromingsbeleid. We kunnen water laten infiltreren of afvloeien naar de lagergelegen Schelde. Al kan je niet vermijden dat sommige zaken grote discussiepunten vormen.
Welke aanbeveling geef je vanuit jouw expertise?
Sander Paret: ‘Ik geloof dat het beter is om met tussenfases te werken. Zo kan je ervoor zorgen dat de dingen vooruitgaan. Je evolueert telkens naar een nieuwe tussenstap. Kijk bijvoorbeeld naar het mobiliteitsbeleid. Je houdt het verkeer niet tegen, maar ergens maak je het wel moeilijker en probeer je het te ontmoedigen. Mensen passen hun gedrag aan en uiteindelijk wordt het beter voor iedereen. Zo bewaken we de handel in ons centrum. We zien veel kansen in de ontharding van het marktplein en bij het station. En we denken aan de zwakke weggebruiker.
Het is ook enorm belangrijk om burgers vanaf het begin te betrekken. Wil je hun inspraak, dan moet je hun rol ook duidelijk benoemen. Wil je ze eerder informeren, of liever naar suggesties vragen, of toch zaken laten beslissen? Welke stap op de participatieladder geef je aan burgers? Die onduidelijkheid moet je vooraf uitklaren. Je zal nooit iedereen kunnen overtuigen. Je hebt altijd mensen die niet tevreden zijn. Maar plaats ze ook niet voor een voldongen feit. Dan krijg je gegarandeerd tegenkanting. Organiseer liever een infomarkt, waar ze vrij naartoe kunnen komen. Daar geef je uitleg. Schets de situatie zoals ze vandaag is en waar de knelpunten liggen. Leg ze uit wat je wil veranderen, waarom je dat doet en hoe je dat wil doen. Pols daar hoe jouw idee hen bevalt. Of vraag door over hoe zij het zien als je het anders gaat aanpakken.
Overweeg ook of je op bepaalde plaatsen wel echt een nieuw gebouw moet zetten. Zo kocht de gemeente een appartementencomplex aan de kerktuin. We wilden daar nieuwe appartementen op laten zetten, maar in plaats daarvan hertekenden we de ruimte. Daarmee zorgden we voor een ontmoetingsruimte en ontharding binnen een dicht bebouwd weefsel. We vangen ook het regenwater van de kerk op, bufferen dat ondergronds en hergebruiken het. Dat is een mooi voorbeeld van hoe we terrein ook onbebouwd en onverhard kunnen laten. Het wordt zo een mooi plekje en zelfs een voorbeeld voor je centrum. De tuinen vormen nu een groenblauwe slinger tussen de markt en de Schelde. Het kan ook in stedelijke context gerealiseerd worden.’
Hoe gaat het traject met de klimaatadaptatiescans voor jullie verder?
Sander Paret: ‘Het studiebureau werkt momenteel een aanbeveling uit. Zij doen specifiek voor ons grondgebied suggesties van concrete maatregelen om de impact van de klimaatverandering op te vangen. Ze berekenen bijvoorbeeld hoeveel huizen we kunnen vrijwaren van wateroverlast, waar er individuele maatregelen nodig zijn. Het is de bedoeling dat we dit kunnen integreren in onze plannen voor de komende jaren. Daarnaast doen we ook plaatsbezoeken, bijvoorbeeld op locaties waar we leren welke capaciteit er nodig is om water te kunnen bufferen en hoeveel we kunnen ontharden. Heel interessant en waardevol voor ons.’
De klimaatadaptatiescan die hierboven aan bod komt, behelst naast grondgebied Wetteren ook de buurgemeente Sint-Lievens-Houtem. Ook deze gemeente staat voor klimaatuitdagingen die ze met behulp van de klimaatadaptatiescan in kaart brengen en willen aanpakken. In een vervolgartikel belichten we de specifieke ervaringen van de gemeente Sint-Lievens-Houtem.