Grondwaterstanden en debieten waterlopen

De VMM meet in de helft van haar meetplaatsen lage of zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. De debieten van de onbevaarbare waterlopen zijn op de meeste plaatsen gedaald of stabiel gebleven. In 39% van onze meetplaatsen meten we lage of zeer lage debieten voor de tijd van het jaar.

10 mei 2021

Deel online

April verliep (een stuk) droger dan normaal in het westen en centrum van Vlaanderen, terwijl in het oosten de neerslagcijfers aanleunen tegen normale waarden. De neerslagtotalen in het pluviometernetwerk varieerden van 18,9 tot 42,1 mm, met een gemiddelde van 31,6 mm dat duidelijk onder de normale waarde blijft (normaal april in Ukkel: 46,7 mm). De neerslagtotalen voor de voorbije 3 maanden (februari t.e.m. april) variëren tussen 78,0 mm en 160,03 mm en blijven daarmee onder het normale (gemiddelde: 119,25 mm; normaal februari t.e.m. april in Ukkel: 171,1 mm).

Ten opzichte van een maand geleden zijn begin mei de (absolute) freatische grondwaterstanden op 87% van alle meetplaatsen gedaald. Dalende grondwatertafels zijn de normale trend tijdens het hydrologisch zomerseizoen (vanaf begin april). Ongeveer de helft van alle meetplaatsen vertoont wel een lage (23%) tot zeer lage (28%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar. 

Ten opzichte van begin april zijn de huidige 14-daags gemiddelde debieten (in absolute cijfers) op de meeste plaatsen gedaald of bleven ze stabiel; slechts op een enkele locatie werd een stijging waargenomen. Hoewel ze verspreid over Vlaanderen voorkomen, vinden we de hoogste concentratie lage en zeer lage debieten (voor de tijd van het jaar) in het Dijle- en Demerbekken terug. Op 21% van de locaties (16 van de 77 meetposten) worden momenteel lage 14-daags gemiddelde debieten waargenomen, op 18% van de locaties (14 meetposten) worden zeer lage debieten gemeten (telkens voor de tijd van het jaar).

Lees het volledige rapport