Een advies over de lozing van afvalwater wordt opgebouwd rond een aantal fundamenten:
Gevaarlijke stoffen verankerd in het vergunningenbeleid
De kennis over de stofeigenschappen (persistent, bio-accumuleerbaar en toxisch) van de geloosde stof wordt mee in beschouwing genomen.
Lozing in oppervlaktewater
De draagkracht van het ontvangende oppervlaktewater – vertaald in de milieukwaliteitsnormen van het oppervlaktewater – zijn een belangrijke pijler binnen het advies van de VMM. Bij een rechtstreekse lozing in oppervlaktewater berekent en beoordeelt de VMM de impact van de lozing op de waterloop. Daarvoor gebruikt ze de beschikbare gegevens over de kwaliteit van dat oppervlaktewater en kwantitatieve schattingen of metingen van het debiet van de waterloop.
Lozing op de openbare waterzuiveringsinfrastructuur
Bedrijfsafvalwater mag geloosd worden op een rioolwaterzuiveringsinstallatie zolang dit de goede werking van de openbare zuiveringsinfrastructuur niet verstoort. Er wordt ook maximaal rekening gehouden met de mogelijk nefaste gevolgen van riooloverstorten.
De VMM toetst de lozingsaanvraag aan het uitvoeringsbesluit van 21 februari 2014. Bij een relevante impact vraagt de VMM een extra advies aan de NV Aquafin (exploitant van de rioolwaterzuiveringsinstallatie).
Toepassing van de beste beschikbare technieken (BBT)
Best Beschikbare Technieken zijn technieken en organisatorische maatregelen die het best scoren op milieugebied, onder technisch en economisch haalbare omstandigheden. De BBT vormen dan ook een referentiepunt voor de milieuvergunningsvoorwaarden van bedrijven. De VMM heeft een actieve inbreng bij de opvolging van de Europese BREF's en de Vlaamse BBT-studies. De informatie uit vergunnings- en meetdatabanken van de VMM, aangevuld met kennis over stoffen en sectoren, zijn een belangrijke basis voor de bijsturing van sectorale lozingsnormen van afvalwater. Alle BBT-studies vind je op www.emis.vito.be/bbt.
Regenwater
De gescheiden lozing van regenwater krijgt steeds meer aandacht in het VMM-advies. Wanneer regenwater gemengd wordt met afvalwater, verstoort dit de goede werking van de overstorten en verlaagt het rendement van de rioolwaterzuiveringsinstallaties.
De milieuwetgeving maakt een onderscheid tussen verontreinigd en niet-verontreinigd regenwater. Van regenwater dat afstroomt van een dak, terras, oprit, e.d. veronderstelt de wetgever dat dit slechts in beperkte mate vervuild is waardoor het aanzien wordt als niet-verontreinigd regenwater. Dit regenwater moet worden opgevangen, hergebruikt en maximaal ter plaatse vastgehouden en/of geïnfiltreerd in de bodem.
Op bedrijfsterreinen kan het regenwater echter in contact komen met verontreinigende stoffen. Regenwater dat valt op verharde terreinen die verontreinigd kunnen zijn door de exploitatie van een ingedeelde inrichting (bijv. containerparken, schroothandelaars, tankpistes) wordt beschouwd als bedrijfsafvalwater. Het criterium is dus de indelingsplicht.
De gepaste maatregelen zijn noodzakelijk vooraleer dit verontreinigd regenwater kan geloosd worden. De VMM hanteert sinds juni 2017 een nieuwe aanpak voor de advisering van lozingsdebieten van verontreinigd regenwater. De nieuwe aanpak werd uitgewerkt in samenwerking met het departement Omgeving. Er wordt voortaan ook rekening gehouden met piekdebieten bij regenweer.